Altijd weer die twijfel

Als iemand hoogbegaafd is, denken we vaak dat zo iemand extreem intelligent is en alles weet. Terwijl mensen die zelf hoogbegaafd zijn vaak van zichzelf vinden dat ze wat dommig zijn. Hoe kan dat?

Om dat duidelijk te maken, moeten we eens onderzoeken wat hoogbegaafdheid precies is. Het is in elk geval niet altijd hetzelfde als hoogintelligentie. We zien wel dat hoogbegaafde mensen heel vaak op een originele manier naar onderwerpen en problemen kijken. Ze leggen opmerkelijke accenten aan en komen met bijzondere combinaties.

Stel je voor dat het leven een film is. De meeste mensen bekijken die film vanuit twee of drie camerahoeken. Ze zien ze de wereld vanuit hun eigen gezichtspunt. Op die manier zien we de wereld, de natuur en de persoon met wie we praten. Wanneer je overschakelt naar een ‘andere camera in je hoofd’, kijk je meestal naar jezelf vanuit de ogen van anderen. ‘Wat denkt die ander van mij?’ Wat vinden ze van wat ik zeg?’ Sommigen gebruiken nog een derde camerahoek die een groter plaatje laat zien. Je ziet jezelf als het ware lopen door de natuur, je ziet jezelf samen met anderen in gesprek.

Als je hoogbegaafd bent, kijk je op veel meer manieren naar die film. Je hebt als het ware geen drie maar drieduizend camera’s in je hoofd. Behalve kijken vanuit jezelf en vanuit de ander, bekijk je die film ook vanuit heel veel standpunten.

Bijvoorbeeld:

– van de tijd (hoe vaak zal zo’n gebeurtenis op deze plek zijn voorgevallen? Eens heeft hier een Romeins legioen gelopen en nu praten wij hier over de hypotheekrente, Hoe zal het hier morgen zijn of over honderd jaar?),
– vanuit zingeving: de mensheid probeert deze vraag al tienduizend jaar op te lossen, en nu wij ook weer. Zal het ooit veranderen?  Of wat mooi toch dat wij hier een heel klein steentje bijdragen aan een enorme omwenteling. Maar ook: wat heeft het voor zin dat wij hier iets mis maken terwijl overal ter wereld natuur en monumenten vernietigd worden?
– vanuit what if scenario’s: wat zou er gebeuren als ik in deze vergadering heel hard ‘kut’ zou roepen. Als ik nu eens zeg wat ik écht vind, wat gebeurt er dan?
– vanuit deep thinking: wat is nu zijn echte beweegreden, datgene wat hij zelf niet eens weet. Welke informatie zit er in het geheugen van bomen?
– vanuit deductie en combinatie: ik weet nu al wat er over een half uur gaat gebeuren, let maat op. Zie je wel. Als ik die vraag stel en dat voorbeeld geef, zal hij op die manier antwoorden.
En dat altijd in een ononderbroken oversampling. Je kijkt altijd een paar zinnen terug en denkt: dáár heb ik een verkeerde opmerking gemaakt, op dát moment had ik een hand moeten geven, ik had haar niet zo direct moeten aankijken.

Ben je al oververmoeid bij de gedachte? Het wordt nog erger want iemand die hoogbegaafd is, speelt die film ook na de gebeurtenis nog rustig eens dertig of driehonderd keer in zijn hoofd af vanuit al die camerastandpunten.
Je weet hoe het gaat: met de kennis van achteraf, had je alles beter gedaan. Als je aan iemand vraagt hoe zijn sollicitatiegesprek is gegaan, zullen de meeste mensen antwoorden: ‘het ging hartstikke goed’ of ‘waardeloos, dat kan ik vergeten’. Die uitspraak baseren ze op het gevoel wat ze aan het gesprek hebben overgehouden.
De hoogbegaafde speelt de film van dat gesprek, die date, die voetbalwedstrijd, keer op keer af in zijn hoofd en ziet in elke versie weer nieuwe fouten. Daarom hebben veel hoogbegaafden vaak minder zelfvertrouwen: ze zien alles wat ze fout hebben gedaan. Achteraf hadden ze alles beter kunnen doen: uitspraken, gebaren, setting in tijd en eeuwigheid. Ook als niemand anders dat zag. Ja zelfs wanneer het eigenlijk hartstikke goed ging. Door al die camera’s in hun hoofd vergeten hoogbegaafden vaak dat wat zij ‘goed’ noemen vaak het menselijk haalbare overstijgt.